HANDELSPOLITIEK

Handelsbesprekingen
EU-Indonesië in serieuze fase

De onderhandelingen tussen de EU en Indonesië over de totstandkoming van een bilaterale handelsovereenkomst lijken na acht jaar overleg eindelijk een serieuze fase te bereiken.


Vooruitlopend op de 19e onderhandelingsronde (van 1 t/m 5 juli) in Indonesië hebben partijen hun (nagenoeg) finale voorstellen op het terrein van markttoegang uitgewisseld. Dit betekent onder meer dat de EU per tarieflijn (GN-code) een voorstel heeft gedaan voor de termijn waarbinnen zij bereid is de invoerrechten op palmolie, palmpitvet en kokosolie van oorsprong uit Indonesië geleidelijk af te schaffen. Ook zal de EU aan Indonesië een dergelijk voorstel moeten doen voor de afschaffing van haar invoerrechten op derivaten, zoals biodiesel, vetzuren, PFAD’s en UCO’s. Verder is het van groot belang, of en zo ja in welke mate Indonesië bereid is haar stelsel van gedifferentieerde exportbelastingen en -heffingen op palmolie(producten) ten gunste van de EU aan te passen.


Vertegenwoordigers van zowel de Europese Commissie als het Indonesische ministerie van Handel hebben recentelijk de wens uitgesproken om deze onderhandelingen vóór oktober dit jaar af te ronden.


Stopzetting eenzijdige EU-tariefpreferenties voor Indonesië

Momenteel past de EU op grond van het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) ten gunste van ontwikkelingslanden bij de invoer van vetzuren, biodiesel, UCO’s e.d. van oorsprong uit Indonesië eenzijdig een verlaagd invoerrecht of zelfs vrijstelling van invoerrechten toe. Deze eenzijdige tarifaire begunstiging voor Indonesische producten zal echter naar alle waarschijnlijkheid op 1 januari 2027 stoppen.


Op 1 juli jl. is Indonesië namelijk door de Wereldbank voor het tweede jaar achtereen gekwalificeerd als Upper Middle Income Country (UMIC). De verwachting bestaat dat komend jaar (1 juli 2025) Indonesië door de Wereldbank opnieuw zal worden beschouwd als een UMIC waardoor het land – na één overgangsjaar – per 1 januari 2027 de eenzijdige EU-tariefpreferenties voor ontwikkelingslanden zal verliezen.


Door dit te verwachten verlies van eenzijdige tariefvoordelen en de hieruit voortvloeiende afname van het Indonesische marktaandeel op de EU-markt, zal de druk op Indonesië om een bilaterale handelsovereenkomst met de EU te sluiten waarschijnlijk sterk toenemen. Zelfs als partijen er inderdaad in slagen om snel overeenstemming te bereiken over een handelsovereenkomst, zal deze overeenkomst niet vóór 2026 in werking kunnen treden. Zogenaamde ‘legal scrubbing’, vertaling van de uitgebreide teksten, de benodigde goedkeuring door het Europees Parlement en de EU-Raad van Ministers en de uiteindelijke publicatie zullen meer dan een jaar in beslag nemen.


Een dergelijke handelsovereenkomst zal voor Indonesië vooral grote gevolgen hebben voor de afzet van palmolie, palmpitvet en kokosolie omdat deze plantaardige oliën van oorsprong uit Indonesië onder de huidige eenzijdige EU-tariefpreferenties niet worden begunstigd.


Antidumpingrechten en compenserende rechten

Momenteel past de EU bij de invoer van biodiesel uit Indonesië compenserende (antisubsidie) rechten toe, terwijl zij bij de invoer van bepaalde vetzuren antidumpingrechten toepast. Beide aanvullende rechten, die los staan van de reguliere invoerrechten, zullen bij een bilaterale handelsovereenkomst niet automatisch worden afgeschaft.