DUURZAME GRONDSTOFFEN
De Palmolie Barometer 2025 van Solidaridad roept op tot eerlijke inkooppraktijken in de palmolieketen. Kleine boeren dragen substantieel bij aan de wereldwijde productie maar krijgen daar zelden een eerlijk aandeel voor terug. Wat moet er anders? En welke rol kunnen bedrijven daarin spelen? We praten met Marieke Leegwater van Solidaridad.

Wat waren voor jullie de belangrijkste redenen om de Barometer te ontwikkelen?
De palmolieketen raakt veel belanghebbenden – ook in Europa, waar we welliswaar minder maar nog steeds grote hoeveelheden palmolie gebruiken. Tegelijkertijd verdienen boeren vaak geen leefbaar inkomen. Wij vinden dat, als wij palmolie gebruiken, we er ook voor moeten zorgen dat boeren daarvan kunnen leven.
Boeren worden geconfronteerd met toenemende prijsschommelingen en volatiliteit, stijgende landbouwproductiekosten én klimaatverandering met overstromingen en droogte als gevolg. Deze factoren zetten hun productieomstandigheden onder druk. Tegelijkertijd worden aan het einde van de keten relatief grote winsten geboekt.
Er bestaan al initiatieven zoals RSPO (Roundtable for Sustainable Palm Oil) die duurzaamheid moeten bevorderen. Maar uit onderzoek blijkt dat die – zeker op sociale thema’s zoals leefbaar inkomen of landrechten – soms tekortschieten in handhaving of effect.
Vanuit die constatering stelden we onszelf de centrale vraag: hoe zorgen we ervoor dat boeren een eerlijker deel van de waarde in de keten ontvangen? Die vraag vormde de basis voor de ontwikkeling van de Barometer, waarin we onder meer de Four Principles for Procurement for Prosperity hebben opgenomen – praktische richtlijnen voor inkoop die recht doen aan de positie van boeren.
Jullie hopen dus met eerlijke inkooppraktijken een win-win te creëren voor zowel bedrijven als boeren?
Ja, dat is precies de bedoeling. Door bewuste inkoop kunnen we zowel waarde creëren voor bedrijven als boeren ondersteunen. Momenteel is het zo dat ongeveer 25 procent van de wereldwijde palmolie door kleine boeren wordt geproduceerd. Maar het feit dat kleine boeren 25 procent van de productie leveren, betekent niet dat zij ook 25 procent van de economische waarde ontvangen. Een deel van dat probleem ligt in hoe inkooppraktijken zijn ingericht. Hoewel boeren een groot aandeel leveren in de productie, hebben ze weinig onderhandelingspositie. Er is behoefte aan meer transparante en inclusieve inkoopstrategieën die ook hun belangen borgen.
En wie zorgt er dan voor dat de inkooppraktijken en de boerenpraktijken echt met elkaar worden verbonden?
In theorie verbindt de keten zelf deze twee werelden, maar in de praktijk gebeurt dat niet altijd effectief. Solidaridad probeert daarom op meerdere plekken in de keten in te grijpen – zowel bij de inkoopzijde als bij boeren – om de uitkomsten te verbeteren.
Een van de grootste obstakels in die verbinding is de rol van tussenhandelaren. Veel boeren maken gebruik van deze schakels om hun verse palmvruchten te verkopen. Een deel van deze tussenhandelaren werkt echter met weinig transparantie en hun businessmodel is zelden gericht op het verbeteren van boereninkomens. Alles wat extra naar de boer gaat, gaat immers van hun marge af. Dat maakt de prikkel om eerlijke prijzen door te geven bijzonder laag en bemoeilijkt het realiseren van een rechtvaardigere waardeverdeling in de keten.
Wat zijn volgens jou de belangrijkste obstakels voor bedrijven om hun inkooppraktijken aan te passen?
Eén belangrijke drempel is de angst dat het geld kost. Bedrijven vrezen dat ze meer moeten gaan betalen terwijl consumenten nu al kampen met stijgende prijzen. Bedrijven zitten in een spagaat tussen kosten en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Niemand wil de boodschappen nóg duurder maken. Daarom moeten we kijken naar alternatieve oplossingen, zoals langere termijncontracten of ondersteuning op andere manieren, zodat boeren weerbaarder worden zonder dat bedrijven direct financieel in het nauw komen.
Klopt het dat kleine boeren samen 17 miljard dollar genereren maar daar nauwelijks winst aan overhouden?
Ja, dat klopt. Volgens schattingen genereren boeren gezamenlijk zo’n 17 miljard dollar aan inkomsten, goed voor 6,1 procent van de totale ketenwaarde. Toch blijft daar voor veel boeren weinig van over. De kosten zijn hoog en de marges klein. In veel gevallen verdienen ze zelfs niet genoeg voor een leefbaar inkomen.
Wat zijn de gevolgen daarvan voor hun levensstandaard en voor hun mogelijkheid om duurzaam te produceren?
Als prijzen gunstig zijn en landbouwproductiekosten beheersbaar blijven, kan palmolieproductie boeren wel degelijk een beter leven opleveren. Sommigen vertellen dat ze een stenen huis konden bouwen of hun kinderen naar school hebben gestuurd dankzij hun inkomsten uit palmolie. Maar dat zijn niet de standaardverhalen. De realiteit is dat veel boeren financieel kwetsbaar blijven – zeker bij tegenvallende oogsten, prijsdalingen of extreme weersomstandigheden.
Daarom zet Solidaridad zich in voor versterking van hun positie zodat boeren kunnen sparen, investeren en verduurzamen. Dat vraagt om stabielere markten, betere organisatie en eerlijkere ketenafspraken – maar ook om veranderkracht van de boeren zelf. En die wordt extra op de proef gesteld door bijvoorbeeld de EUDR.
Moet er dan iets veranderen in de waardeverdeling binnen de keten?
De waardeverdeling in de palmolieketen blijft een uitdaging. Als we de keten eerlijker willen maken, vraagt dat om herverdeling van middelen, risico’s of verantwoordelijkheden – niet altijd in geld, maar wel in houding en aanpak. Daarbij is samenwerking cruciaal. We zien dat veel bedrijven aan het einde van de keten deze discussie serieus nemen, mede omdat zij al jarenlang werken met RSPO-certificering. Dat systeem heeft veel betekend voor duurzaamheid, vooral op milieugebied.
Tegelijkertijd erkennen we dat het – net als elke standaard – ruimte biedt voor versterking, zeker op sociale thema’s zoals inclusieve inkoop en leefbaar inkomen. Daarom gaan we juist in gesprek met ketenpartners. Twintig jaar geleden liet de Taskforce Duurzame Palmolie zien wat er samen mogelijk is. Misschien is nu het moment aangebroken voor een nieuwe gezamenlijke stap – voortbouwend op RSPO, maar met extra aandacht voor sociale impact.
Welke impact heeft de EUDR op kleine boeren in de palmolieketen?
De EUDR stelt strenge eisen aan fysieke traceerbaarheid en legaliteit. Voor kleine boeren is dat lastig te organiseren, omdat zij vaak werken in losse structuren en beperkte toegang hebben tot documentatie of digitale systemen. Als gevolg passen sommige bedrijven hun ketens aan en kopen zij minder in bij kleinschalige producenten – zeker als het gaat om leveringen voor de Europese markt.
Dat is problematisch, want juist Europa is een van de weinige markten die bereid is extra te betalen voor verduurzaming. Kleine boeren dreigen daardoor uitgesloten te worden van markten waar ze het meest baat bij zouden hebben. Tegelijkertijd verliest een belangrijk instrument zijn waarde: de 'independent smallholder credits', waarmee bedrijven eerder konden investeren in verduurzaming zonder fysieke levering. Onder de EUDR telt alleen fysiek traceerbare palmolie mee waardoor deze credits niet meetellen voor de naleving van de regelgeving.
Daarbij komt dat de Europese palmoliemarkt langzaam krimpt. Hoewel een groot deel van de palmolie voor voedseltoepassingen RSPO-gecertificeerd is, betekent dat niet dat alle import duurzaam is. Alles bij elkaar leidt dit ertoe dat de prikkel voor kleine boeren om duurzame praktijken toe te passen steeds verder afneemt, terwijl hun rol in de verduurzaming van de keten cruciaal blijft.
Een belangrijk thema in de Barometer is landrechten. Wat kunnen bedrijven doen om landrechten van gemeenschappen te respecteren, zonder op de stoel van overheden te gaan zitten?
Landrechtenkwesties zijn complex. Ze gaan vaak over mensen die van hun land zijn verdreven voor de aanleg van grootschalige plantages. Het gaat dan niet per se om boeren of producenten, maar om gemeenschappen die geraakt worden door concessies (vergunningen) die zijn uitgegeven op hun leefgebied. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij overheden. Zij zouden geen landbouwconcessies moeten verlenen op bewoond land, en bedrijven moeten wettelijk verplicht worden om de grenzen van concessies te respecteren. In de praktijk ontbreekt die handhaving vaak.
Bedrijven kunnen dan wél het verschil maken door publiekelijk uit te spreken dat ze landrechten belangrijk vinden. Door RSPO-gecertificeerde palmolie in te kopen, dragen ze bij aan het borgen van landrechten. Daarnaast kunnen ze hun leveranciersscreening aanscherpen: als er signalen zijn van landconflicten, moet daar onderzoek naar worden gedaan, het gesprek met de leverancier worden aangegaan, en bij uitblijvende verbetering kan uitsluiting noodzakelijk zijn.
Hoe kijken jullie naar RSPO-certificering als bewijs van duurzaamheid, met name als het gaat om sociale thema’s zoals landrechten?
RSPO-certificering verplicht bedrijven formeel tot het respecteren van landrechten en andere sociale criteria. Maar uit onderzoek blijkt dat gecertificeerde bedrijven op dit punt niet significant beter presteren dan niet-gecertificeerde bedrijven. Er is dus nog veel ruimte voor verbetering.
Dat betekent niet dat het systeem geen waarde heeft, maar wel dat de handhaving tekortschiet. Ik vergelijk het weleens met snelheidslimieten: die werken alleen als er voldoende flitspalen staan. Eén flitser helpt een beetje, tien flitsers helpen veel meer. Zo is het ook met certificering: het principe is goed, maar zonder strikte naleving heeft het onvoldoende effect.
Wat zijn volgens jou de grootste risico’s als de aanbevelingen uit de Palmolie Barometer niet worden opgevolgd?
Zonder actie zullen de bestaande ongelijkheden in de keten alleen maar toenemen. Kleine boeren blijven worstelen om een leefbaar inkomen te verdienen, terwijl zij aan de basis staan van een wereldwijd gewaardeerd product. Als we nu geen eerlijke waardeverdeling realiseren, verliezen we niet alleen het vertrouwen van deze boeren, maar ondermijnen we ook hun vermogen om te investeren in duurzame productie. En dat terwijl hun rol cruciaal is voor de toekomst van de keten. Klimaatverandering versterkt deze kwetsbaarheid: droogte, overstromingen en stijgende kosten maken het nóg moeilijker om te overleven, laat staan te verduurzamen. Zonder gezamenlijke inspanning raken we leveringszekerheid kwijt, worden ketens instabieler en neemt sociale ongelijkheid toe – binnen én buiten producerende landen. En dat is geen toekomst die we moeten willen.
Voor meer informatie
Eddy Esselink
esselink@mvo.nl
