VOEDING EN GEZONDHEID

Relatief meer vet door minder suiker

Wat eet Nederland?


Uit het onlangs door het RIVM gepubliceerde tweede deel van de Nationale Voedselconsumptiepeiling (VCP) 2019 – 2021 blijkt dat de inname van vet in Nederland in die periode is gestegen naar 37,2 energieprocent (en%). De inname van vet in grammen is gelijk gebleven. Dat vetten nu een hoger percentage van de energie uitmaken, komt vooral door de verlaagde inname van calorierijke dranken.



Al in februari 2023 verschenen de gegevens over de consumptie van voedingsmiddelen. Nu heeft het RIVM ook de gegevens van voedingsstoffen gepubliceerd. Uit het eerdere overzicht bleek al dat Nederlanders meer plantaardige producten zoals groenten en fruit, noten en peulvruchten, en minder dierlijke producten zoals vis, vlees en zuivel eten. Bovendien drinken ze minder suikerhoudende dranken.


Dat leidt tot een lagere inname van energie, suiker en zout, en een hogere inname van vezels. Deze positieve veranderingen kunnen het gevolg zijn van veranderingen in het eetgedrag, maar kunnen ook veroorzaakt zijn door veranderingen in de samenstelling van voedingsmiddelen.


Consumptie van vet

De vetinname bleef stabiel met 88 gram per dag. De totale energie-inname daalde echter flink van 2206 kcal per dag (2012-2016) naar gemiddeld (mannen en vrouwen) 2079 kcal per dag. Hierdoor steeg het percentage vet in de voeding. De inname van suiker en in mindere mate van alcohol (beide uit dranken) nam af.


De inname van onverzadigd vet bleef in grammen gelijk, maar in energiepercentage steeg het licht. Specifiek voor enkelvoudig onverzadigde vetzuren geldt dat die zowel bij vrouwen als bij mannen ook in grammen zijn gestegen. De inname van verzadigd vet is in energiepercentage eveneens licht gestegen, maar in grammen licht gedaald.


De inname van transvetzuren is zowel in grammen als in energiepercentage verder gedaald. Dit laatste kan worden verklaard door een verminderde inname van vlees en zuivel, de voornaamste bronnen van transvetzuren.


Bronnen van vetzuren

De belangrijkste bronnen van de inname van vet zijn zuivel en zuivelvervangers (20%), vlees en vleesvervangers (17%) en vetten en oliën (17%). Ook aan de inname van verzadigd vet leveren deze groepen van voedingsmiddelen de grootste bijdrage, waarbij vetten en oliën relatief iets minder, namelijk 12% bijdragen. De productgroep vetten en oliën levert daarentegen de grootste bijdrage aan de inname van onverzadigde vetzuren (20,5%), gevolgd door vlees en vleesvervangers met 17%, en fruit, noten met 10%.


De belangrijkste bron van de inname van transvetzuren zijn zuivel en zuivelvervangers (46%), gevolgd door vlees en vleesvervangers (21%) en vetten en oliën (15%). Ook roomboter valt binnen de VCP in de groep 'vetten en oliën'.


Van de totale vetzuurconsumptie is 50% afkomstig van producten die zijn opgenomen in de Schijf van Vijf. Vergeleken met de voedingsaanbevelingen wordt de consumptie van totaal vet en verzadigd vet als ‘te hoog’ beoordeeld.


Vitaminen

De consumptie van vitamine D is aanzienlijk gestegen tot 8,5 microgram per dag, vergeleken met 4,6 microgram per dag bij de vorige monitoring. Van deze 8,5 microgram per dag is 2,7 microgram per dag afkomstig uit voedselbronnen, zoals vetten en oliën (22%) en vlees en vleesvervangers (18%).


Vetten en oliën zijn met 19% ook de belangrijkste bron van de inname van vitamine E. Fruit en noten zijn een goede tweede bron met een bijdrage van 11%. De consumptie van vitamine E bedraagt gemiddeld 16 microgram per dag.


De gemiddelde consumptie van vitamine A bedraagt 823 microgram per dag, waarbij de belangrijkste bronnen zuivel en zuivelvervangers (25%), groenten (19%) en vetten en oliën (16%) zijn. Sommige innames worden als ‘laag’ beoordeeld, bijvoorbeeld de inname van vitamine A vanaf 14 jaar, de inname van folaat/foliumzuur voor vrouwen en de inname van vitamine D vanaf 70 jaar.


Milieu-impact

Nieuw in het Voedselconsumptierapport is een onderzoek naar plantaardig eten en naar de milieu-impact van de verschillende groepen voedingsmiddelen. Hierbij wordt rekening gehouden met zes factoren: de uitstoot van broeikasgassen, landgebruik, groenwatergebruik, blauwwatergebruik, verzuring en eutrofiëring.


Het rapport concludeert dat dierlijk voedsel de belangrijkste bron is van de uitstoot van broeikasgassen, landgebruik, verzuring en eutrofiëring. Plantaardige voedingsmiddelen en dranken zijn de belangrijkste bron van watergebruik. De productgroep oliën en vetten draagt bij aan het landgebruik en het blauwwatergebruik, maar heeft geen grote milieu-impact.


Alle data staan op www.wateetnederland.nl.