DUURZAME GRONDSTOFFEN

Nog veel uitdagingen rond werkbare EUDR-implementatie

Op 9 september kwamen ongeveer 160 leden van MVO – de ketenorganisatie voor oliën en vetten, de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren en NOFOTA bijeen in Woerden. Samen met afgevaardigden van het Ministerie van LVVN, de NVWA en twee deelnemende bedrijven aan de dry-runs werd over een van de meest urgente dossiers van onze sector gesproken: de implementatie van de EU-Ontbossingsverordening (EUDR).

Met minder dan vier maanden tot de toepassing van de verordening stond de middag in het teken van gezamenlijke voorbereiding: het ‘huis op orde brengen’ voordat op 30 december 2025 de verplichtingen realiteit worden. De bijeenkomst bood bedrijven, toezichthouders en beleidsmakers ruimte om praktijkervaringen uit de dry-runs te delen, vragen te stellen en samen te reflecteren op wat nodig is voor een uitvoerbare én handhaafbare implementatie.


Na een kort welkomstwoord van Frans Claassen, directeur MVO, werd het seminar begeleid door Caroline Emmen, directeur van Het Comité, die namens de drie organiserende verenigingen optrad als dagvoorzitter. Zij benadrukte de inspanningen die bedrijven in aanloop naar de EUDR al hebben geleverd, maar ook de vragen en onzekerheden waar bedrijven in de praktijk mee geconfronteerd worden. Zo noemde zij de zoektocht naar de juiste bewijsstukken voor legaliteit, de vraag wat te doen bij onjuiste geolocatiedata, en de mogelijke gevolgen voor bedrijven wanneer gegevens niet voorhanden zouden zijn. Ook onderstreepte zij het belang van dit soort bijeenkomsten en sprak zij haar dank uit aan de sprekers die (wederom) bereid waren hun kennis en ervaringen met de deelnemers te delen.


Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Door het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) werd onderstreept dat Nederland geen voorstander is van verder uitstel, maar wél van slimme lastenverlichting waar dat binnen de kaders van de wet mogelijk is. Julius Seinen (LVVN) sprak daarover helder: ‘Wij zetten vol in op implementatie. Uitstel is voor Nederland geen optie — maar lastenverlichting voor bedrijven wél, zolang het past binnen de wet.’


Seinen benadrukte ook de toegevoegde waarde van de Nederlandse aanpak in de Europese context: ‘Ook wij komen niet altijd makkelijk binnen bij de Europese Commissie. Maar dankzij de praktijkervaring uit Nederland - zoals de dry-runs - wordt er naar ons geluisterd.’ Seinen gaf aan dat de formele startdatum van 30 december nog onzeker blijft: ‘Of de EUDR echt op 30 december in werking treedt? Het eerlijke antwoord is: ik weet het niet. We horen veel speculatie, maar op dit moment zijn er géén signalen dat er opnieuw uitstel komt.’


Tieme Wanders (NVWA) lichtte de beoordelingscriteria van de toezichthouder toe en ging in op veelvoorkomende valkuilen. Hij onderstreepte dat due diligence geen vinkjesexercitie is: Je moet niet alleen informatie verzamelen, maar ook analyseren wat het betekent voor je keten.’ De NVWA kijkt niet primair naar het aantal documenten, maar naar het verhaal erachter - de onderbouwing van risicoanalyses en de effectiviteit van risicobeperking. ‘We hebben bedrijven gezien die een stapel documenten aanleverden en zeiden: ‘Volgens mij is het goed.’ Maar dan zeggen wij: leg het ons uit.’



Wanders gaf drie kernpunten mee aan bedrijven: zorg dat je je keten inzichtelijk hebt, veranker due diligence in je inkoopproces, en besef dat certificering geen vervanging is van due diligence. Tegelijkertijd werd duidelijk dat de praktijk vaak weerbarstig is. ‘Sommige bedrijven vertrouwden volledig op een traceerbaarheidsplatform dat alleen een groen vinkje gaf. Maar als je niet weet waarop dat gebaseerd is, dan heb je geen bewijs.’


Herstelperiode
Hoewel de NVWA verantwoordelijk is voor handhaving, ligt de nadruk in eerste instantie op verbetering en begeleiding. Tieme Wanders lichtte toe dat boetes geen doel op zich zijn. ‘Het doel is niet boetes. Maar als het niet op orde is, dan zeggen wij: het is niet op orde. En dan krijg je een last onder dwangsom, met een hersteltermijn.’In de meeste gevallen krijgen bedrijven een herstelperiode van een jaar, mits zij aantoonbaar werken aan verbetering. Deze aanpak moet bedrijven aanmoedigen om hun processen tijdig op orde te brengen, zonder de verplichting tot naleving te verzwakken.


Dry-runs

Golden Agri-Resources (GAR) en COFCO International deelden hun ervaringen met de pilottrajecten (dry-runs) die zij samen met de NVWA doorliepen. Wulan Suling (GAR) gaf een helder beeld van de uitdagingen bij traceerbaarheid en legaliteitsdocumentatie in de Indonesische context: ‘We dachten: alles is compliant, dus het risico is nul. Maar de NVWA verwacht dat je uitlegt hóe je tot die conclusie komt.’


Róisín Mortimer (COFCO International) onderstreepte het belang van duidelijke onderbouwing. ‘Dankzij de pilot met de NVWA kregen we waardevolle feedback over onze aanpak en documentatie. Het hielp ons scherp te krijgen wat wel en niet voldoende bewijs is.’ Ze gaf aan dat zelfs in een volledig gesegregeerde keten - van boer tot klant - de bewijslast omvangrijk is: ‘Elke vrachtwagen werd gecontroleerd op herkomst en contractnummer, en de container werd van Brazilië tot Europa gevolgd. Maar we moeten beter toelichten hoe dit proces EUDR-naleving aantoont.’


Ongelijk speelveld

Een veelgehoorde zorg betrof het risico op een ongelijk speelveld binnen Europa. De vrees leeft dat de NVWA als bevoegde autoriteit in Nederland verder is met de implementatie dan collega-instanties in andere lidstaten. Julius Seinen bevestigde dat verschil in aanpak tussen landen een risico vormt: ‘Dat risico is er, maar daar ligt een rol voor de Europese Commissie: die zal toezien op harmonisatie.’


Vanuit het bedrijfsleven werd scherp opgemerkt dat handel beweegt naar waar het het makkelijkst is. Als toezicht en bewijsvereisten in sommige landen aanzienlijk minder strikt zijn dan in Nederland, kan dat leiden tot verstoring van de concurrentieverhoudingen. Zoals een deelnemer het verwoordde: ‘We kunnen alle stappen zetten, maar als anderen dat niet hoeven, zijn we straks vooral de braafste van de klas - en de duurste.’


Het gebrek aan een échte Europese afstemming op het toezichtskader wordt dan ook gezien als een fundamentele barrière voor een eerlijke, marktbrede invoering. Julius Seinen vatte het bondig samen: ‘We doen ons best om gelijk toezicht te houden, maar verschillen tussen lidstaten zijn er. Daarom is harmonisatie cruciaal.’



Reacties uit de zaal

De reacties uit de zaal maakten duidelijk hoezeer bedrijven nog worstelen met de vertaalslag naar de praktijk. Veel deelnemers gaven aan intensief bezig te zijn met de voorbereiding, maar misten houvast over hoe de NVWA straks daadwerkelijk gaat toetsen. Vragen gingen onder meer over het handhavingsbeleid - ‘Gaan er boetes komen?’, de rol van private traceability platforms - ‘Voldoet een groen vinkje?’ en de verhouding tussen de wet en toelichtende documenten zoals de FAQ - ‘Is geolocatiedata op boomniveau écht verplicht?’. Het belangrijkste antwoord van de NVWA op deze vragen was dat bedrijven niet blindelings mogen afgaan op dergelijke systemen maar altijd zelf de eigen validatie (due diligence) moeten uitvoeren omdat de bedrijven uiteindelijk zelf verantwoordelijk blijven.


Ook de juridische kaders en bewijsvoering bleven onderwerp van discussie. Verschillende bedrijven vroegen zich af hoe zij moeten omgaan met leveranciers die, vanwege wetgeving in het land van herkomst, geen officiële documenten mogen delen. Vanuit de NVWA werd benadrukt dat onderbouwing en risicobeoordeling centraal staan - niet het aantal documenten. Opvallend was bovendien de zorg over de uitvoerbaarheid voor kleinere bedrijven. Vanuit de zaal werd gevraagd hoe een mkb’er überhaupt moet beginnen met due diligence. Het antwoord: ‘begin klein, werk van achter naar voren en kies een risicogerichte aanpak’.



De EUDR vraagt om een structurele inspanning van álle betrokken partijen - van bedrijven en brancheverenigingen tot toezichthouders en beleidsmakers. Alleen door samenwerking, kennisdeling en continue dialoog kan een werkbare en eerlijke implementatie worden gerealiseerd. MVO en de andere betrokken brancheverenigingen volgen de ontwikkelingen op de voet en blijven het gesprek voeren met overheid en leden.






Voor meer informatie


Eddy Esselink

esselink@mvo.nl