HANDELSPOLITIEK

MVO: steun voor versnelling vrijhandelsbesprekingen met Indonesië


MVO heeft op 11 oktober jl. in een brief aan minister Schreinemacher haar steun uitgesproken voor de versnelling van vrijhandelsbesprekingen tussen de EU en Indonesië, zoals deze door 15 EU-lidstaten (waaronder Nederland) in een gezamenlijke brief aan EU-handelscommissaris Dombrovskis is bepleit.

CEPA
De onderhandelingen tussen de EU en Indonesië over de totstandkoming van de Comprehensive Economic Partnership Agreement (CEPA) zijn in 2016 gestart, maar de partijen zijn er na 11 onderhandelingsrondes nog niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over de écht gevoelige onderdelen. EU-commissaris Dombrovskis en zijn Indonesische ambtsgenoot Airlangga Hartarto hebben vorige maand afgesproken om de CEPA-onderhandelingen te versnellen.


Level playing field
Voor MVO is het met name van belang dat CEPA leidt tot daadwerkelijke wederzijdse liberalisering van de handel in duurzaam geproduceerde plantaardige oliën (o.a. palmolie, palmpitvet en kokosolie) en derivaten hiervan. Dit betekent dat het (geleidelijk) afschaffen van de EU-invoerrechten gepaard zal moeten gaan met de afschaffing van Indonesische exportheffingen en -rechten zodat er een daadwerkelijk ‘level playing field’ ontstaat. Dus geen (eenzijdige) afschaffing van EU-invoerrechten als de Nederlandse/Europese industrie geen vrije toegang verkrijgt tot de in Indonesië geproduceerde grondstoffen.


Duurzaamheidsafspraken
Verder heeft MVO in de brief aan de minister gesteld dat de CEPA-onderhandelingen partijen de ideale mogelijkheid bieden om via een constructieve dialoog overeenstemming te bereiken over de wijze waarop zij de productie en de onderlinge handel in plantaardige oliën verder verduurzamen. Dergelijke duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden bieden partijen, in tegenstelling tot autonome EU-maatregelen, de mogelijkheid om in goed overleg tot robuuste duurzaamheidsafspraken te komen en onnodige procedures bij de World Trade Organization (WTO) te vermijden.


Concurrentiepositie Indonesische export op EU-markt
Indonesië heeft het lastig met de afzet van plantaardige oliën op de Europese markt. Concurrenten uit Papoea-Nieuw-Guinea, Colombia, Honduras, Guatemala en de Filipijnen kunnen deze producten op grond van vrijhandelsovereenkomsten (in het geval van Filippijnen de GSP+) vrij van rechten op de EU-markt afzetten. Bij de EU-invoer van Indonesische palmolie, palmpitvet en kokosolie zijn daarentegen veelal wel douanerechten verschuldigd. Verder wordt de invoer van Indonesische biodiesel belast met compenserende rechten (8-18%) en overweegt de Europese Commissie dergelijke compenserende rechten en antidumpingrechten in te stellen op Indonesische vetzuren. Last but not least, de nog bestaande GSP-tariefpreferenties voor bepaalde derivaten (bijvoorbeeld vetzuren en biodiesel) uit Indonesië zullen naar verwachting de komende vijf jaar ook komen te vervallen als Indonesië de status van Upper Middle Income Country bereikt.



World Trade Organization (WTO)

Op de achtergrond speelt ook nog de WTO-zaak die door Indonesië tegen de EU is aangespannen. Indonesië is van mening dat de EU-regelgeving voor biobrandstoffen (RED II en ILUC-bepalingen) in strijd is met de WTO-regels en het gebruik van duurzaam geproduceerde palmolie in biodiesel discrimineert. De verwachting bestaat dat het betrokken WTO-panel nog dit jaar met een interimrapport komt waarin duidelijke conclusies zullen staan.